753 v. Chr. stichting van Rome door Romulus.
Op internet staat het volgende verhaal.
DE ETRUSKEN, LEERMEESTERS DER ROMEINEN
1. Een machtig Rijk langs de Tyrrheense Zee
De geleerden hebben de Etruskische taal nog niet ontcijferd en daarom is veel van dit hoogbeschaafde
volk voor ons nog een raadsel. Hun geschiedenis is ons slechts vanaf de 8e eeuw bekend. De Etrusken
worden geplaatst in de rij van de grote volkeren die de zee beheersten. Hun schepen voeren langs de
kusten van het westelijk deel der Middellandse Zee, waar zij weldra wedijverden met de Griekse
kolonies en met Carthago. Door de Grieken Thyrrheni genoemd, schonken zij hun naam aan de Tyrrheense
Zee.
Eerst woonden ze alleen in Etrurië, maar in latere eeuwen hebben zij hun macht uitgebreid: naar het
zuiden dringen ze door tot in Campanië (7e-5e eeuw); naar het noorden tot in de Po-vlakte (6e-4e eeuw).
"Zó groot was de macht van Etrurië, dat niet alleen het land, maar ook de zee langs de gehele kust
van Italië, van de Alpen tot de straat van Messina, vervuld was van de glorie van haar naam"
(Livius).
Het hoogtepunt van die macht valt in de 6e eeuw. Lange jaren hebben ze bijgevolg Latium overheerst
en zo waren zij de leermeesters van de Romeinen. Vanaf de 5e eeuw ging het met hen snel achteruit.
De Grieken van Syracuse versloegen de Etruskische vloot bij Cumae (474), de Samnieten verdreven hen
in dezelfde eeuw uit Campanië, ook Latium werd weer vrij. Bijna tegelijkertijd bezetten de Galliërs hun
gebieden in de Po-vlakte. Na 400 begonnen de Romeinen hun opmars naar het noorden en één voor één
onderwierpen de Etruskische steden zich aan hun heerschappij, totdat in de eerste eeuw v. Chr.
geheel Etrurië bij het Romeinse gebied werd ingelijfd.
2. Een bloeiende Beschaving
Net als de Italiërs leefden ook de Etrusken, althans ten dele, van jacht, visvangst, landbouw en
veeteelt, maar zij exploiteerden bovendien de minerale bronnen van hun land, die vooral ijzer,
kopererts en zilver opleverden. Aan de bewerking van deze materialen dankten zij de rijkdom van hun
steden, Als zelfstandige stadstaten in een bond verenigd, waren deze steden gebouwd naar een regelmatig
bouwplan en met wallen omgeven. De Etrusken woonden daar in stenen huizen, droegen verzorgde kleding
en schoeisel, terwijl de dames tevens de natuur een handje toestaken met toiletartikelen,
schoonheidsmiddelen en gouden sieraden. Fluitspel, dans en theater zorgden voor een aangename
afwisseling in hun dagelijks bestaan. Uit dit alles blijkt dat de Etrusken een merkelijk hogere
beschaving bezaten dan de Italische volkeren. Dat weten we door wat ze hebben nagelaten : tempels,
beelden en vooral grafkamers vol sieraden en gebruiksvoorwerpen niet zelden in goud, zilver en ivoor.
Deze voorwerpen vertellen ons dat de Etrusken, evenals de Egyptenaren, dachten dat hun overledenen
voortleefden in hun graf, maar zij getuigen tevens van een grote weelde en een behoefte om fraaie
dingen te vervaardigen. De belangrijkste graven zijn ontdekt te Caere (Cerveteri) en Tarquinii. In
deze laatste stad waren ze bijna alle beschilderd, waardoor wij niet alleen de kunst der Etruskische
schilders leren kennen maar ook concrete voorstellingen van bun dagelijks leven voor ogen krijgen.
De beelden in gebakken aarde of brons en de tempelversieringen staan sterk onder de invloed van de
Oud-Griekse kunst ; een grote hoeveelheid Griekse vazen, gevonden in Etruskische grafkamers,
bevestigt overigens het feit van vroegtijdige betrekkingen tussen beide volken.
De grootste bloei van hun kunst valt vrijwel samen met het hoogtepunt van hun politieke macht: 6e
en tevens 5e eeuw. Daarna ondergaan zij steeds sterker de Griekse invloed. Vanaf de 3e eeuw uiten
ze zich weer op hun eigen manier in het realistisch portret: de fijne, Oosterse gelaatstrekken zijn
geweken voor boerse Italische koppen, die overigens zeer indrukwekkend zijn.
3. De Leermeesters der Romeinen
In al die eeuwen hebben de Romeinen heel wat aan de Etrusken te danken. Zij maakten van de eerste
nederzettingen aan de Tiber een stadstaat en mogen dus als de eigenlijke stichters van Rome worden
beschouwd. Van hen leerden de Romeinen bouwen met bogen en gewelven. De bloederige gladiatorenspelen
stamden van hun begrafenisfeesten en veel van de Romeinse godsdienst is aan hen ontleend het
uitbeelden van de goden, het bouwen van tempels, het voorspellen van de toekomst uit de ingewanden
van de offerdieren, uit de vlucht der vogels of uit de stand der sterren.
In 509 v. Chr. ontstaat de Romeinse Republiek.
In de jaren onmiddellijk na de wijziging van de staatsvorm ontstonden als bevestiging van de nauwe wisselwerking tussen het
politieke en het religieuze leven binnen het Forum enkele van de belangrijkste heiligdommen van de stad: de Saturnustempel
(501-493 v.C.) en de tempel van Castor en Pollux, ook wel tempel van Dioscures genoemd (484 v.C.). De Saturnustempel lag aan de
voet van het Capitool en herinnerde aan de mythe van de door de god Saturnus op de heuvel gestichte stad. Om de godheid te eren
werden op 17 december de Saturnaliën gevierd, een oudjaarsfeest dat in veel opzichten op ons carnaval leek. Binnen in de tempel
werd waarschijnlijk de staatsschatkist bewaard.
De tempel van Dioscures dankte zijn ontstaan aan de vervulling van een gelofte na de slag bij het
meer van Regillus (497-496 v.C.), waarin de Romeinse troepen onder aanvoering van de veldheer
Aulus Postumius Albinus de Latijners en de Volsci overwonnen. Hier zag Rome kans om de crisis in het
delicate evenwicht tussen de volkeren van Midden-Italië, veroorzaakt door het verval van de heerschappij
der Etrusken, glansrijk te overwinnen en de fundamenten te leggen voor de Romeinse hegemonie. Korte
tijd later strekte die hegemonie zich over het hele schiereiland uit. Volgens de legende droeg het
ingrijpen van twee mysterieuze ruiters, in wie men de Dioscures, Castor en Pollux, herkenden, wezenlijk
tot de overwinning bij. Hun eredienst werd overgenomen van het hellenisme, hetgeen bewijst dat in
deze tijd al een levendige uitwisseling van ideeën plaatsvond - vooral over zee. In de loop van de
tijd werd deze tempel het middelpunt voor een belangrijke niet-religieuze ceremonie: jaarlijks trok er de parade voorbij waarmee
de ridderstand de nieuwe ridders voorstelde aan de censors. De verbinding tussen het sacrale en het profane, zo karakteristiek
voor het Forum, werd nog eens bekrachtigd door de omstandigheid dat de tempel ook de zetel van het ijkwezen was.
13