advertenties


Rome de stadstaat

Romeins familieleven

Inhoud pagina
Rome de stadstaat
- 753 v. Chr. stichting van Rome door Romulus

- In 509 v. Chr. ontstaat de Romeinse Republiek

- Naamgeving in Rome

- Consuls

- De wet van de twaalf tafels

- Patria Potestas



Pagina's over de geschiedenis van de naam Posthumus
De herkomst van de naam Posthumus
Inleiding

Rome de stadstaat
Romeins familieleven

Cicero's redevoering Pro Rabirio Postumo
Cicero

Sinds het begin van de jaartelling
Van Agrippa Postumus in Rome tot en met Chuck Posthumus in Holland Michigan (VS)

Keizer Postumus
Dr. W. A. van Es, de Romeinen in Nederland

Het Rooms-Friese recht
Historie van de rechtspraak in Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811
De betekenis voor Friesland

Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 (2)
Registratie van de familienaam Posthumus

Bronnen
Overzicht van de geraadpleegde en geciteerde Bronnen bij het onderzoek naar de geschiedenis van de naam Posthumus.

Geschiedenis
753 v. Chr. stichting van Rome door Romulus.
Op internet staat het volgende verhaal.

DE ETRUSKEN, LEERMEESTERS DER ROMEINEN

1. Een machtig Rijk langs de Tyrrheense Zee
De geleerden hebben de Etruskische taal nog niet ontcijferd en daarom is veel van dit hoogbeschaafde volk voor ons nog een raadsel. Hun geschiedenis is ons slechts vanaf de 8e eeuw bekend. De Etrusken worden geplaatst in de rij van de grote volkeren die de zee beheersten. Hun schepen voeren langs de kusten van het westelijk deel der Middellandse Zee, waar zij weldra wedijverden met de Griekse kolonies en met Carthago. Door de Grieken Thyrrheni genoemd, schonken zij hun naam aan de Tyrrheense Zee.
Eerst woonden ze alleen in Etrurië, maar in latere eeuwen hebben zij hun macht uitgebreid: naar het zuiden dringen ze door tot in Campanië (7e-5e eeuw); naar het noorden tot in de Po-vlakte (6e-4e eeuw). "Zó groot was de macht van Etrurië, dat niet alleen het land, maar ook de zee langs de gehele kust van Italië, van de Alpen tot de straat van Messina, vervuld was van de glorie van haar naam" (Livius).
Het hoogtepunt van die macht valt in de 6e eeuw. Lange jaren hebben ze bijgevolg Latium overheerst en zo waren zij de leermeesters van de Romeinen. Vanaf de 5e eeuw ging het met hen snel achteruit. De Grieken van Syracuse versloegen de Etruskische vloot bij Cumae (474), de Samnieten verdreven hen in dezelfde eeuw uit Campanië, ook Latium werd weer vrij. Bijna tegelijkertijd bezetten de Galliërs hun gebieden in de Po-vlakte. Na 400 begonnen de Romeinen hun opmars naar het noorden en één voor één onderwierpen de Etruskische steden zich aan hun heerschappij, totdat in de eerste eeuw v. Chr. geheel Etrurië bij het Romeinse gebied werd ingelijfd.

2. Een bloeiende Beschaving
Net als de Italiërs leefden ook de Etrusken, althans ten dele, van jacht, visvangst, landbouw en veeteelt, maar zij exploiteerden bovendien de minerale bronnen van hun land, die vooral ijzer, kopererts en zilver opleverden. Aan de bewerking van deze materialen dankten zij de rijkdom van hun steden, Als zelfstandige stadstaten in een bond verenigd, waren deze steden gebouwd naar een regelmatig bouwplan en met wallen omgeven. De Etrusken woonden daar in stenen huizen, droegen verzorgde kleding en schoeisel, terwijl de dames tevens de natuur een handje toestaken met toiletartikelen, schoonheidsmiddelen en gouden sieraden. Fluitspel, dans en theater zorgden voor een aangename afwisseling in hun dagelijks bestaan. Uit dit alles blijkt dat de Etrusken een merkelijk hogere beschaving bezaten dan de Italische volkeren. Dat weten we door wat ze hebben nagelaten : tempels, beelden en vooral grafkamers vol sieraden en gebruiksvoorwerpen niet zelden in goud, zilver en ivoor. Deze voorwerpen vertellen ons dat de Etrusken, evenals de Egyptenaren, dachten dat hun overledenen voortleefden in hun graf, maar zij getuigen tevens van een grote weelde en een behoefte om fraaie dingen te vervaardigen. De belangrijkste graven zijn ontdekt te Caere (Cerveteri) en Tarquinii. In deze laatste stad waren ze bijna alle beschilderd, waardoor wij niet alleen de kunst der Etruskische schilders leren kennen maar ook concrete voorstellingen van bun dagelijks leven voor ogen krijgen.
De beelden in gebakken aarde of brons en de tempelversieringen staan sterk onder de invloed van de Oud-Griekse kunst ; een grote hoeveelheid Griekse vazen, gevonden in Etruskische grafkamers, bevestigt overigens het feit van vroegtijdige betrekkingen tussen beide volken.
De grootste bloei van hun kunst valt vrijwel samen met het hoogtepunt van hun politieke macht: 6e en tevens 5e eeuw. Daarna ondergaan zij steeds sterker de Griekse invloed. Vanaf de 3e eeuw uiten ze zich weer op hun eigen manier in het realistisch portret: de fijne, Oosterse gelaatstrekken zijn geweken voor boerse Italische koppen, die overigens zeer indrukwekkend zijn.

3. De Leermeesters der Romeinen
In al die eeuwen hebben de Romeinen heel wat aan de Etrusken te danken. Zij maakten van de eerste nederzettingen aan de Tiber een stadstaat en mogen dus als de eigenlijke stichters van Rome worden beschouwd. Van hen leerden de Romeinen bouwen met bogen en gewelven. De bloederige gladiatorenspelen stamden van hun begrafenisfeesten en veel van de Romeinse godsdienst is aan hen ontleend het uitbeelden van de goden, het bouwen van tempels, het voorspellen van de toekomst uit de ingewanden van de offerdieren, uit de vlucht der vogels of uit de stand der sterren.

In 509 v. Chr. ontstaat de Romeinse Republiek.
In de jaren onmiddellijk na de wijziging van de staatsvorm ontstonden als bevestiging van de nauwe wisselwerking tussen het politieke en het religieuze leven binnen het Forum enkele van de belangrijkste heiligdommen van de stad: de Saturnustempel (501-493 v.C.) en de tempel van Castor en Pollux, ook wel tempel van Dioscures genoemd (484 v.C.). De Saturnustempel lag aan de voet van het Capitool en herinnerde aan de mythe van de door de god Saturnus op de heuvel gestichte stad. Om de godheid te eren werden op 17 december de Saturnaliën gevierd, een oudjaarsfeest dat in veel opzichten op ons carnaval leek. Binnen in de tempel werd waarschijnlijk de staatsschatkist bewaard.

De tempel van Dioscures dankte zijn ontstaan aan de vervulling van een gelofte na de slag bij het meer van Regillus (497-496 v.C.), waarin de Romeinse troepen onder aanvoering van de veldheer Aulus Postumius Albinus de Latijners en de Volsci overwonnen. Hier zag Rome kans om de crisis in het delicate evenwicht tussen de volkeren van Midden-Italië, veroorzaakt door het verval van de heerschappij der Etrusken, glansrijk te overwinnen en de fundamenten te leggen voor de Romeinse hegemonie. Korte tijd later strekte die hegemonie zich over het hele schiereiland uit. Volgens de legende droeg het ingrijpen van twee mysterieuze ruiters, in wie men de Dioscures, Castor en Pollux, herkenden, wezenlijk tot de overwinning bij. Hun eredienst werd overgenomen van het hellenisme, hetgeen bewijst dat in deze tijd al een levendige uitwisseling van ideeën plaatsvond - vooral over zee. In de loop van de tijd werd deze tempel het middelpunt voor een belangrijke niet-religieuze ceremonie: jaarlijks trok er de parade voorbij waarmee de ridderstand de nieuwe ridders voorstelde aan de censors. De verbinding tussen het sacrale en het profane, zo karakteristiek voor het Forum, werd nog eens bekrachtigd door de omstandigheid dat de tempel ook de zetel van het ijkwezen was. 13

Romulus en Remus
Romulus en Remus 12
    Naamgeving in Rome

In de vroegste tijden hadden de Romeinen slechts één naam. Daarbij voegde men de naam van de vader. Dat gebruik vindt men bij veel volkeren. Denk bijv. aan de Engelse familienaam Johnson (son = zoon) of aan de Deense naam Andersen (sen = zoon) of aan de Schotse naam Mac Adam (mac = zoon). Ook in Nederlandse familienamen vindt men daar sporen van terug zo bijv. komt Jansen of Janseune van Jans zoon.
Al gauw bleek dat onvoldoende te zijn en kreeg elke vrije Romein drie namen: een voornaam (praenomen), een familienaam (nomen) en een bijnaam (cognomen).
De keuze van de voornamen was erg beperkt. En een aantal ervan zijn dan nog rangtelwoorden. Dat zou erop kunnen wijzen dat de Romeinen in het begin nogal zakelijk waren en hun kinderen nummerden. Men kan trouwens ook nu een vader of moeder wel eers horen zeggen: 'Onze derde is op kamp' of: Onze tweede is ziek'. Hier volgen de voornaamste Romeinse voornamen, met de afkorting die er gewoonlijk voor wordt gebruikt:
Aulus (A.) Lucius (L.) Sérvius (Ser.)
Appius (Ap.) Marcus (M.) Sextus (Sex.)
Gaius (G.) Publius (P.) Tiberius (Ti.)
Decimus (D.) Quintus (Q.) Titus (T.)
Beroemde familienamen in Rome waren onder meer: Antonius, Caecilius, Claudius, Cornélius, Fabius, Flávius, Julius, Pompeius. Vele daarvan zijn moderne voornamen geworden.
Als we naar de bijnamen kijken die ze elkaar gaven, komen we tot de vaststelling dat de Romeinen geboren spotters waren. We vinden immers bijnamen als: Cicero (wrat), Brutus (plomp), Plautus (flapoor), Calvus (kaal), Mácer (mager), Tubero (knol), Crassus (dik), Strábo (scheel), Béstia (beest), Cápito (kop), Náso (neus) en veel andere.
Vrouwen hadden geen drie, maar hoogstens twee namen: de familienaam, bv. Cornčlia, en een bijnaam, bijv. Domna (= dómina, meesteres), slaven hadden er steeds maar één. Werden ze door hun meester vrijgelaten, dan voegden ze veelal bij die naam de familienaam van hun meester. Zo heette de persoonlijke arts van de beroemde filosoof en staatsman Lucius Annaéus Sčneca als slaaf Statius, en na zijn vrijlating Státius Annaéus. Ofwel nam hij praenomen en nomen over van zijn vroegere meester, met als cognňmen zijn eigen naam.
14

 
    Consuls
Tijdens de republiek worden ieder jaar twee consuls benoemd. Binnen tien jaar verschijnt er al een consul Postumus op het toneel: Postumus Cominius Auruncus (I) in 501 voor Chr. En in 493 Postumus Cominius Auruncus (II).
15

Tussendoor wordt het ambt in 496 bekleed door de eerder genoemde generaal Aulus Postumius Albinus.
In 442 weer een Postumus, Postumus Aebutius Helva Cornicen genoemd.
Een latere Aulus Postumius Albinus heeft een vermelding gekregen in de katholieke encyclopaedie:

    POSTUMIUS, naam van een Romeins gens met cognomen Albinus, die talrijke consuls heeft opgeleverd onder de romeinse Republiek. Bijzondere vermelding verdient: Aulus P. Albinus, consul in 151 v. Chr. Hij behoorde tot de oudere generatie der Annalisten, die de geschiedenis van Rome vanaf zijn oorsprong in de Griekse taal beschreven. Zijn fanatieke bewondering van de Griekse cultuur wekte de ergernis van conservatieve Rom. als Cato. 16
De naam Postumius is ook in Luxemburg aangetroffen, getuige de inscriptie in een sokkel in Bollendorf, Luxemburg. 17

Bollendorf Diana1

Deae Dianae Q(uintus) Postumius Potens V(otum) S(olvit)

dit betekent: De godin Diana heeft de gelofte van Quintus Postumius Potens vervuld. Onbekend is welke gelofte dit geweest is. 18

Dat alleen de sokkel is blijven staan, daarvoor is volgens de overlevering Willibrordus, aartsbisschop van de Friezen, verantwoordelijk. Hij liet bij zijn geloofsverkondiging het beeld omver halen.

Aangezien Postumius een exclusieve familienaam was is deze bij het overlijden van de laatste Postumius verdwenen.

 
    De wet van de twaalf tafels
In ongeveer 499 v. Chr. werd door de 10 consuls van Rome [waaronder Postumus Cominius Auruncus (I)] de wet van de twaalf tafels ontworpen. De wet werd in bronzen plakkaten gegraveerd.

Tafel IV regelt het recht van de vader (patriae potestas).
1 Een ernstig mismaakt kind zal snel gedood worden
2 Als een vader drie keer afstand doet van zijn zoon dan is de zoon uit de macht van de vader
3 Een kind 10 maanden geboren na de dood van zijn vader zal niet delen in de erfenis.
19

Regel 3 is samengevat in de juridische term postumus. Als je deze bijnaam bezat was het zeker dat je binnen 10 maanden na de dood van je vader geboren bent en aanspraak kon maken op de erfenis.
De regel is tot op de dag van vandaag van kracht. In het Burgerlijk Wetboek Boek 1 staat bij titel 11 afstamming, afdeling 1: art. 199 Vader van een kind is de man: o.a.
a. die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd, tenzij onderdeel b geldt;
b. wiens huwelijk met de vrouw uit wie het kind is geboren, binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd; indien echter de vrouw sedert de 306de dag voor de geboorte van het kind was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenoot sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenoot niet de vader is van het kind, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de moeder op het tijdstip van de geboorte hertrouwd dan is in dat geval de huidige echtgenoot de vader van het kind.
20

 
    Patria potestas
De Romeinse familie was een geheel van bloedverwanten en niet verwante personen (zoals slaven) die onder het gezag van een familiehoofd stonden. Dit familiehoofd was de oudste in leven zijnde stamvader, de pater familias. Hij stond niet onder andermans gezag: hij was sui iuris, van eigen recht. De pater familias oefende de vaderlijke macht, de patria potestas, uit over zijn 'familieleden' die alieni iuris, van andermans recht waren. Allen die onder de patria potestas stonden, hadden geen eigen vermogen. Zij konden slechts met toestemming van de vader rechtshandelingen verrichten. Ook voor het aangaan van een huwelijk hadden zij de toestemming van de vader nodig. De macht van de vader was aanvankelijk zelfs onbegrensd: ius vitae necisque. Voor alle duidelijkheid merken we op dat de minderjarigheid losstond van de onderworpenheid aan andermans gezag. Een minderjarige kon pater familias zijn, degene die alieni iuris was, kon meerderjarig zijn.
In de meeste gewesten van de Republiek [der Nederlanden] was de Romeinsrechtelijke figuur van de patria potestas niet gerecipieerd. `De groote ende zonderlinge macht des vaders over de kinderen onder haere hand staende is in deze landen onbekent´, zoals Hugo de Groot het voor Holland zei. In Friesland daarentegen was het Romeinse recht op dit gebied springlevend. Van de Sande meldde al dat `de vaderlijcke macht met sijn effecten off werkingen, in de Rechten verhaelt, in Vrieslandt sijn vigeur´ heeft.
21

Dat is de reden waarom Friezen in de kerkelijke geboortenregisters Postumus en vooral Posthumus zijn gaan opnemen en de Hollanders en overig Europa niet.
De Latijnse scholen in Friesland zullen voorkeur voor de schrijfwijze Postumus gehad hebben, maar omdat de adel in Europa de schrijfwijze Posthumus toepaste is het uiteindelijk in de registers van de Burgerlijke Stand van Friesland, afgezien van de varianten genoemd door Winkler, (zie de pagina Het Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811) voornamelijk Posthumus geworden.

Werd in het oude Rome Postumus als voornaam gebruikt, te lezen in de betekenis van geboren na de dood van de vader waarna de namen van de vader volgden, wordt Postumus in Rome rond het begin van de jaartelling achter de naam van de vader geplaatst. Meer hierover op de pagina Sinds het begin van de jaartelling

O tempora, o mores!

 
Vorige pagina: De herkomst van de naam Posthumus Inleiding

Volgende pagina:
Cicero's Oratio Pro Caio Rabirio Postumo Cicero

 


Privacybeleid Donatie